Columns

Door Jesse Nutma Het liefst zou ik elke dag minimaal een uur stille tijd willen houden, elke week drie keer willen hardlopen, elke maand vijf boeken willen lezen en elk jaar twee keer de hele Bijbel willen hebben gelezen. O ja, en het zou ook leuk zijn als ik daarnaast een goede echtgenoot, fijne zoon, belangstellende vriend, dienend gemeentelid en gewaardeerde collega ben. We stellen onszelf – bewust en onbewust – vaak allerlei doelen en eisen. En als je ze niet haalt, heb je gefaald, schiet je tekort. Als ik naar mijn (in sommige gevallen ietwat overdreven) eisenlijstje kijk, schiet ik in alles tekort. ‘Begin waar je bent, niet waar je denkt te moeten zijn.’ Zo luidt het credo van de studie die we nu volgen met onze kring. Je hóéft niet meteen daar te zijn waar je wil zijn. Dat kun en mag je niet van jezelf verwachten. (En als dat jou wel lukt: vertel me je geheim!). Als je dat wél verwacht, en het lukt niet, raak je ontmoedigd en houd je uiteindelijk helemaal geen stille tijd, lees je überhaupt niet uit de Bijbel, sport je niet meer, of wat er ook op jouw to-do-lijst staat. En dat kan niet de bedoeling zijn, toch? Voel je dus niet direct schuldig als je met vijf minuten stille tijd begint, in plaats van een uur te reserveren. Of als je begint met één kilometer hardlopen, in plaats van met een marathon. Of als je één hoofdstuk uit de Bijbel leest, in plaats van een volledig bijbelboek. Begin waar je bent, en ontdek hoe heerlijk het is om hier tijd voor vrij te zetten. Een ander mooi principe uit deze studie dat me bijbleef: ‘Geef God het beste moment van je dag.’ Ik hou van de ochtend en vind het geen probleem om mijn wekker eerder te zetten om mijn dag te beginnen met Hem. Maar ik ken ook mensen voor wie dit als een gruwel in de oren klinkt. Als jouw ‘beste moment’ ’s middags, ’s avonds voor het slapengaan of op een onchristelijk tijdstip midden in de nacht is, be my guest. Het gaat er niet om wanneer je het doet, maar dat je het doet. Ik vind het mooi dat Paulus zich in de brieven die hij schrijft realiseert dat hij aan feilbare mensen schrijft, net als jij en ik. Met enige regelmaat roept hij de gemeente of persoon aan wie hij de brief schrijft op om te ‘streven’, of ‘na te jagen’. Bijvoorbeeld in 1 Timotheüs 6:11: ‘Streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid’. Volgens Van Dale betekenen ‘najagen’ en ‘streven’: iets met inspanning probéren, of iets ten doel stellen. Oftewel: doe er je stinkende best voor! Het mag ook ons streven, ons doel zijn om – met vallen en weer opstaan – het goede te doen. In jouw persoonlijke leven tijd voor God vrijmaken, zodat je daarvan mag uitdelen aan de mensen om je heen.

Door Daniëlle Groen Ik koester nog steeds de momenten waarop ik vorig jaar aan mensen mocht vertellen dat ik de Heere Jezus had leren kennen. Sommige gesprekken raakten me in het bijzonder: mensen van wie ik dacht dat ik ze goed kende, bleken óók christen te zijn – en hadden dat nooit gedeeld. Huh? Het herinnert me eraan hoe waardevol het kan zijn om open te zijn over wat God in je leven doet. Hoe vaak laten we onze verhalen ongehoord, terwijl ze bedoeld zijn om te delen? Getuigen kan op veel manieren. Soms door woorden, vaak juist door hoe je leeft. Mensen merken het als je liefdevol, eerlijk en integer bent. Zo’n houding opent deuren om over Jezus te praten – op je werk, in je gezin, bij vrienden of waar je dan ook maar bent. Bepaalde momenten, zoals biddend in de auto voordat je naar je werk gaat, kunnen een verschil maken in de sfeer om je heen. Maar soms is het spannend om echt te spreken. Angst voor ongemak of afwijzing kan ons laten zwijgen. Ik merk dat ik zelf ook moet leren onderscheiden wanneer stilte wijs is en wanneer mijn ongemak of onzekerheid me tegenhoudt. Beschikbaar zijn voor God is een keuze. Ik heb gemerkt dat als ik bid om kansen om te getuigen, God mensen op mijn pad brengt. Het moment dat je denkt: ‘Eigenlijk moet ik nu …’ – dan weet je genoeg. En dan heb je weer die keuze: gehoorzaam je, of niet. Spannend? Ja. Uit eigen kracht? Nee. We mogen vertrouwen dat God ons kracht geeft en de juiste woorden. Hij gebruikt onze bereidheid, niet onze perfectie, want helaas, perfect is niemand van ons. Het is bijzonder en vervullend als je merkt dat Hij je gebruikt. Het vraagt dat we ons eigen ongemak ondergeschikt maken aan Hem; een soms ongemakkelijk en pijnlijk, maar vooral bevrijdend proces. Het goede nieuws vertellen hoeft niet op een spectaculaire manier; vaak gebeurt het in kleine, dagelijkse momenten. Een glimlach, een luisterend oor, een woord van bemoediging – het kan allemaal een ingang zijn om te delen wat Jezus in jouw leven betekent. Getuigen is een keuze, en die keuze kan gevolgen hebben. Niet kiezen ook. Hier in Nederland zijn die gevolgen (nu nog) minimaal vergeleken met vervolgde christenen wereldwijd. Laten we die kostbare vrijheid gebruiken om beschikbaar te zijn voor Gods werk. Een leven dicht bij Jezus is soms oncomfortabel, maar brengt diepe vervulling. Misschien is het de moeite waard om te overwegen: blijven we soms zitten uit angst, terwijl we geroepen worden tot actie?

Door Nico Zwart Ik heb een tijd-tic. Altijd ben ik bezig met tijd. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ik moet overal op tijd zijn. Niet te vroeg, niet te laat. Maar als ik moet kiezen? Dan liever te vroeg. Op de vaste route die ik rijd naar mijn kantoor in Leeuwarden, heb ik markeerpunten in mijn hoofd. Elk punt vertelt me precies hoelang ik nog onderweg ben. Vijf minuten van mijn huis naar de Centrale As. Zeven minuten later sla ik af richting Leeuwarden. Als ik via de andere kant rijd, is het van deur tot deur precies dertig minuten. Tien minuten naar de rotonde in Holwert. Tien minuten naar de rotonde in Hallum. Tien minuten tot aan mijn werk. Je mag het gerust nameten; het klopt precies. Mits je je aan de snelheid houdt, trouwens. Als Hetty belt om te vragen hoe laat ik thuis ben, geef ik nooit een schatting. Geen ongeveer. Ik weet precies hoe lang het nog duurt: elf minuten. Of zeventien. Een tijd-tic, zoals je het negatief kunt noemen. Ik noem het liever anders: ik hecht waarde aan tijd. Ooit opgelopen bij Talant en ik ben er nog steeds dankbaar voor. Ik weet nog dat ik een jongetje mocht begeleiden dat nóg meer waarde hechtte aan tijd dan ik. Met hem moest ik altijd duidelijke afspraken maken. En die moest ik nakomen ook. Als we om 15.30 hadden afgesproken, dan klopte ik niet om 15.29 op zijn deur, en ook niet om 15.31. Precies zoals afgesproken: 15.30. “Kom je op tijd, Nico?” vroeg hij weleens. “Dat doe ik toch altijd?” zei ik dan. “Nee hoor,” antwoordde hij direct, en hij wist meteen een voorbeeld te noemen van een keer dat ik te laat was. Ik verontschuldigde me: “Toen moest ik bijspringen bij een escalatie op een andere groep.” Maar dat interesseerde hem niets. Voor hem was het simpel: tijd is tijd. Mede door hem ben ik een mooier mens geworden. Heel wat jaren geleden kreeg ik op mijn toenmalige huiskring een opdracht: elke dag tien minuten stil zijn. Gewoon even helemaal niets. Stilte om te luisteren. Misschien wilde God wel iets zeggen. Hoe vaak ratelen we niet maar door? We brengen alles bij Hem, sluiten af, en gaan weer verder. Of we verzuchten dat God zo weinig zegt, terwijl we Hem eigenlijk nooit de ruimte geven om te spreken. Daar was deze opdracht voor bedoeld. “Ja,” zeg je misschien, “maar dat kun je toch niet regisseren?” Nou, dat jij eens tien minuten je mond houdt, is prima te regisseren. Maar of God in die stilte iets zegt, dat bepaal je natuurlijk niet. Mijn tien minuten stilte plaatste ik destijds tussen Holwert en Hallum. En hieronder wil ik graag delen wat God in al die jaren tot me gesproken heeft, daar tussen Holwert en Hallum: Klopt. Ik heb nog nooit wat gehoord. Maar toch probeer ik het sinds een aantal maanden opnieuw: stille tijd. Elke ochtend van zes tot zeven. Heerlijk…

Door Yvonne Nutma Het is alweer bijna een jaar geleden dat ik mijn pols blesseerde tijdens een potje padellen in februari. Halverwege september ben ik eraan geopereerd. Ik zal je de details besparen, maar het werd een complexe operatie en de chirurg gaf aan dat ik de komende maanden weinig tot niets zou kunnen met mijn rechterhand. En ze heeft gelijk gekregen … Waar ik voorheen alles zelf deed, heb ik nu voor alles hulp nodig: veters strikken, brood smeren, douchen, mijn haar, mijn kleren aan, om maar een paar dingen te noemen… Ik werd afhankelijk. Afhankelijk van anderen, van hun hulp, zorg, aandacht en tijd. Begrijp me niet verkeerd, de lieve schatten om me heen wilden dit met alle liefde doen, maar degenen die me een beetje kennen, weten dat ik liever zelf hulp bied dan ontvang. Mijn onafhankelijkheid en zelfstandigheid moest ik inleveren en dat viel niet mee. Alles kwam voorbij: boosheid, frustratie en pijn, omdat ik toch zelf probeerde de was op te hangen. Onmacht, verdriet en angst, omdat ik me afvroeg of ik ooit mijn pols weer zou kunnen gebruiken. Tot ik besefte dat het op deze manier wel hele lange weken zouden worden. Ik bedacht dat het misschien toch beter zou zijn om me over te geven aan de situatie waarin ik zat. Het te accepteren en te kijken naar wat nog wél lukte. En ook te kijken naar wat voor les ik er voor mezelf uit zou kunnen halen. Net zoals ik mij moest overgeven aan de hulp van anderen, zo begint ook het leven in afhankelijkheid van God met overgave. God vraagt van ons dat we afhankelijk zijn van Hem. Onze boosheid, verdriet, pijn, onmacht, frustratie overgeven in Zijn hand. Afhankelijk zijn heeft alles te maken met vertrouwen. Als ik afhankelijk wil zijn van God, mijn Hemelse Vader, zal ik Hem eerst volledig moeten vertrouwen en dat is een keuze. En die keuze moet ik elke dag weer opnieuw maken. Afhankelijkheid van God betekent: verbonden zijn met Gods oneindige geestelijke krachtbron, waar jij en ik als christen kracht uit kunnen putten. In Johannes 15:5 staat: “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en ik in Hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder Mij kun je niets doen”. Afhankelijk zijn is geen zwakheid, maar juist kracht, omdat het de weg baant voor Gods kracht. Hoe meer ik leef in afhankelijkheid van God, hoe dichter bij God ik ben. Ik heb mijn lesje geleerd. Deze column typen met één hand is ook nog een lesje in geduld…

Door Gosling Veldema Nee, er staan geen spel- of grammaticale fouten in deze titel. Deze zin komt uit een gedicht van Petrus Scriverius (Peter Schrijvers, 1576-1660). Het hele gedicht gaat als volgt: Daer legt in het musyck Ik weet niet wat verborgen Musyck kortswyligh (blij) is Musyck verwurght de sorgen Musyck verjaegt ellend Musyck verfraait den geest Musyck licht pijn van’t hert En droevigheyd geneest Scriverius wist als wetenschapper – hij was natuur- en wiskundige – al dat muziek “iets” met mensen doet. Pas in de laatste 40-50 jaar zijn er wetenschappers die bevestigen wat Scriverius al wist. De vraag is dan altijd: wat doet dat dan met mensen? Wat is er zo bijzonder aan muziek en waarom maken mensen muziek? Een simpel antwoord is er niet, maar ik zal proberen er toch één te geven. Muziek maken heeft te maken met sociale omgang. Alleen thuis oefenen is niet leuk, maar samen spelen wel. Ik heb het genoegen gehad om samen te werken met Philip Sparke, een Engelse componist die een studieweekend leidde van het orkest waarbij ik speelde. Hij begon de ochtend met ons welkom te heten, zichzelf voor te stellen en te vragen of we even tussen onze stoelen wilden kijken. Het was zoals gewoonlijk een warboel van tassen, koffers en hier en daar een kop koffie. Maar dat bedoelde hij niet. Hij zag vriendschap en collegialiteit tussen de stoelen. Want waar anders dan in een orkest kunnen mensen van 8 tot 80+ samen spelen? Hier moet ik Sparke gelijk geven, maar hij vergeet één ding: muzikanten zijn wel het meest eigenwijze volk dat er op deze aardbodem rondloopt. Zet twee muzikanten bij elkaar en ze hebben een meningsverschil. Laat staan een hele band of compleet orkest. Maar als een muziekstuk of liedje tot een goed einde wordt gebracht, zijn het ook de liefste en sociaalste wezens die er zijn. Dan heb ik het nog niet gehad over de pijn die veel muzikanten lijden. Overbelaste polsen, zere vingers, nek- en schouderklachten, noem het maar op. En toch zal elke muzikant zeggen dat ze het er voor over hebben gehad. Want wat is er mooier dan dat je op zondagochtend achter je instrument staat of zit, de zangleider de gemeente vraagt om te gaan staan en dat je een zaal vol mensen samen een Opwekkingslied hoort zingen? Ja, ik hoor de gemeente zingen, ook als ik achter mijn drumstel zit. De ene keer duidelijker dan de andere, maar ik hoor de gemeente wel. En dan ben ik terug bij Scriverius. Muziek raakt mensen. Er kunnen allerlei hersenonderzoeken zijn geweest die dat aantonen, maar in de basis is muziek puur emotie: blij, verdrietig enzovoort. En wat zegt de Bijbel over muziek? Psalm 150 geeft een opsomming van instrumenten om God mee te loven. Eén van die instrumenten spreekt mij als drummer nogal aan. Klinkende cimbalen. Cimbalen zijn de bekkens die bij het drumstel staan, en als die echt gaan klinken kan de hele buurt meegenieten. Dat muziek belangrijk was voor de verering van God blijkt wel uit het feit dat er 288 zangers bij toerbeurt dienst deden in de tempel en er wordt specifiek het aantal van 120 trompettisten genoemd. Bij elkaar meer dan de hele gemeente Nehemia. Al met al wordt er heel wat van “onze” musici gevraagd. Zelfstudie, tijd, energie, opoffering, pijn, noem het maar op. Maar het is het waard, omdat ik zelf elke keer weer merk dat God zegent en dat mensen, zoals hierboven al een paar keer gezegd is, geraakt worden door de muziek.

Door Timo van 't Ende Ik spreek uit ervaring, maar die doopjurk is echt onhandig. Je bent niet echt flexibel. Je beweegt niet makkelijk. Het is een gedoe om aan te trekken. Het is daarom logisch dat sommige oudsten ervoor kiezen om een witte broek te kopen voor de doopdienst. Ik heb het overwogen, maar ben toch gebleven bij de ouderwetse doopjurk. Waarom ik die doopjurk zo mooi vind? Nou, het begint al bij het moment wanneer alle dopelingen gaan omkleden en hun doopjurk aantrekken. Na de mededeling van de aanbiddingsleider verschijnen uit allerlei hoeken van de kerkzaal dopelingen, die onder het toeziend oog van de gemeente naar de kleedkamer, het torenkamertje lopen. Eenmaal binnen zien ze dat de ruimte is ingedeeld in drie kleine omkleedhokjes. Er wordt even uitgelegd hoe je zo’n doopjurk aandoet, want ja, zoveel ervaring hebben mensen niet met doopjurken. Wanneer iedereen die doopjurk heeft aangetrokken, is er even tijd om te vragen hoe het gaat. Even een moment om elkaar in de ogen te kijken voordat we naar buiten stappen. Dat moment is kostbaar. Ik doop nu twee jaar, dus ik heb nog geen grote bak aan ervaring, maar ik heb toch al veel moois gezien in het torenkamertje. Ik wil gewoon even een aantal emoties noemen die zijn gepasseerd. Sommige dopelingen hadden in het doopgesprek aangegeven het erg spannend te vinden, maar nu het moment is aangebroken is er geen spoor van spanning te lezen in het gezicht. Bij sommige dopelingen is er zoveel enthousiasme van het gezicht af te lezen, dat je bijna denkt dat ze in het doopbad zullen duiken. Bij sommige dopelingen lees je weinig emoties, ze zijn er heerlijk nuchter onder. Bij sommige dopelingen lees je veel emotie in het gezicht, omdat eindelijk het moment is aangebroken waar ze zo lang op hebben gewacht. Allerlei emoties, en daar is allemaal ruimte voor in het torenkamertje. Wat voor emoties er ook passeren, hoe groot de worsteling wel niet is geweest om tot dit punt te komen, het resultaat is telkens hetzelfde. Ze staan allemaal in die witte doopjurk, klaar om kopje onder te gaan. Ze hebben allemaal de keuze gemaakt voor Jezus, en genade is over hen heen gespoeld zodat ze wit gewassen zijn door het bloed van het Lam. De witte doopjurk verwijst zo mooi naar het schitterende moment, beschreven in Openbaring 7. Daar staat: “Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed (…) Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het Lam” (vers 9a en 14b). Allemaal heiligen die verschijnen uit allerlei hoeken van de aarde, allemaal mensen met hun eigen verhaal, met allerlei emoties, met hun eigen lijst van zonden, maar allemaal wit gewassen door het bloed van het Lam.

Door Renske Willems Vanuit huis zien we het felblauwe ijsvogeltje razendsnel en behendig het water induiken en een visje vangen. We zien hem vaak, maar het blijft bijzonder en geeft telkens een gevoel van ultiem geluk. To see a kingfisher is to witness a fleeting miracle, a flash of impossible blue, gone before you can believe it. In gedachten dwaal ik af en denk ik aan de nieuwe aarde, aan de zintuigenprikkelende veelkleurige nieuwe schepping. Dat we de uitbundigheid ervan zullen zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Ik wil in dat moment blijven, tot het hier en nu me inhaalt, en ik me realiseer dat onze zintuigen ons ook andere boodschappen vertellen. Dat ze ons waarschuwen voor gevaar en ons helpen goed van fout te onderscheiden. Mijn hand beweegt als vanzelf naar de bewuste plek waar ‘voelen’ ineens een andere betekenis kreeg. Het knobbeltje bleek niet goedaardig te zijn. Oktober, Pink Ribbon-maand: het treft mij. De eerste dagen voelden als de herfststormen Benjamin en Melissa, zonder waarschuwing of weeralarm. Ik herinner me het tegeltje dat in de keuken van het ouderlijk huis hing. ‘God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst’. Het is waar. God belooft geen comfortabel leven, maar Hij is erbij en plaatst mensen om ons heen. Dat zijn mijn broers en zussen die mij biddend omringen. Kinderen van God, die zijn ondergebracht in Zijn Lichaam en als levende bouwstenen de Heilige Geest in hun kern dragen. Dat lichaam is bestand tegen stormen, omdat Jezus het Hoofd is. Dat maakt me sterk en moedig. Lukt het me in dit alles een wonder te zien? Een geestelijke les? Het is deze oktobermaand precies 22 jaar geleden dat ik onderzoek deed naar preventieve mamma-amputatie bij dragerschap. Dat had impact op mij, en ik besloot vanaf dat moment om periodieke zelfcontrole toe te passen. Zo raakte ik vertrouwd met wat normaal, en dus goed aanvoelt. Ik herkende daardoor in een vroeg stadium een onregelmatigheid: een verharding. Cellen die onder invloed van externe factoren gemuteerd zijn, ongehoorzaam zijn geworden, hun gang maar gaan en daardoor een bedreiging vormen voor mijn leven. Uit de podcast van Sander Wuister leerde ik dat zintuigen ook geestelijk werken. Het voelen van een knobbeltje waarschuwde mij voor een fout proces in mijn lichaam. Geestelijk voelen helpt ons leugen van waarheid te onderscheiden en ligt daarom dicht tegen de gave van het onderscheiden van geesten aan. Het geeft weer vanuit welke bron iets komt. De Heilige Geest laat het als een soort early warning weten. Klopt het, of klopt het niet? Om leugen en vervalsing te kunnen herkennen is het nodig vertrouwd te zijn met wat goed en waar is. Dat leren we door voortdurend met Jezus om te gaan en dicht bij Zijn hart te blijven. Juist op die plek, in Zijn nabijheid, mogen we glimpen zien van Zijn Koninkrijk. Al is het vaak maar heel kortdurend, iets buitengewoons dat snel weer verdwijnt, a fleeting miracle . Een kort moment van vreugde dat een diep doorvoelde maar blijvende impact achterlaat. Toevallig? Ik denk het niet. God geeft precies genoeg fleeting miracles om ons geloof te versterken en ons te herinneren aan Zijn verlossende werk. Laten we er dagelijks voor kiezen gehoorzame cellen te zijn in het Lichaam van Christus. Dan blijft het lichaam zuiver en mogen we aanspraak maken op Zijn prachtige belofte voor ons. Voor eeuwig met Hem in die paradijselijke nieuwe schepping.

Door Jesse Nutma Vanaf mijn werkplek in Leeuwarden zie ik uit op een afgrijselijk lelijk industrieterrein. Het enige dat het uitzicht een beetje goedmaakt, is de boom voor ons kantoorpand. Het is geen bijzondere boom. Het is misschien wel de meest doodnormale boom die er bestaat. Wellicht is dat de reden dat die boom me nooit echt is opgevallen … Totdat mijn collega me er vandaag op wees: ‘Vergeet je niet naar de boom te kijken? Moet je al die mooie kleuren eens zien!’ Ze heeft gelijk. Steeds meer bladeren transformeren van groen naar geel naar oranje naar bruin. Een groot contrast met al die zwarte en grijze loodsen en bedrijfspanden. Telkens als ik nu naar buiten staar, zie ik de boom die me eerst nooit opviel. Ik moet er nog maar goed van genieten, want het zal niet lang meer duren, en de boom bestaat uit niet veel meer dan een saaie stam met takken. De bladeren hebben storm Benjamin getrotseerd, maar over een paar weken – of misschien zelfs wel dagen – zal de boom toch echt al haar bladeren hebben losgelaten. Terwijl ik dit schrijf, vallen er weer wat blaadjes van de boom. De herfst is misschien wel het minst geliefde seizoen van alle seizoenen. De winter mag dan wel koud zijn, maar dat seizoen staat toch ook te boek als “gezellig”, met alle feestdagen en knusse, geromantiseerde ideaalplaatjes van een kop koffie of warme chocolademelk bij een haardvuur, terwijl buiten de sneeuw naar beneden dwarrelt (oké, dat laatste komt niet meer zo héél vaak voor). De lente is het seizoen van bloei, van hoop, van een nieuw begin – en voor de literatuurkenners onder ons: ‘een nieuw geluid’. (Als dit laatste je niet bekend voorkomt: cultuurbarbaar! Zoek Mei van Herman Gorter maar eens op.) De zomer is het seizoen van mooi weer, lange dagen. Van vakantie, zon, zee, zand en zwoele zomeravonden. En de herfst? Die heeft zich de afgelopen dagen weer bewezen als een guur, grijs en grauw seizoen met regen, wind en nog meer regen. Misschien dat we daardoor júíst extra op zoek gaan naar lichtpuntjes, zoals een boom waarvan de bladeren prachtig verkleuren. Maar ook dat kalende lichtpuntje verdwijnt binnenkort. Verval, vol in het zicht. De herfst, en hierna de winter, de zogenoemde ‘donkere maanden’, staan ook wel bekend als periode waarin gevoelens van eenzaamheid en depressiviteit hoogtij vieren. Het wordt letterlijk en figuurlijk donkerder. Gelukkig blijft er een Lichtpunt bestaan dat nooit verwelkt. Misschien ken je wel iemand die, nu de dagen steeds donkerder worden, wat licht kan gebruiken. Stuur eens een bemoedigend appje, een kaartje, of zoek elkaar op. Tap uit de Bron van licht, om zelf een lichtje te zijn. Dat maakt het leven een stuk lichter, voor de ander én voor jezelf. Ik ben benieuwd hoe ik ‘mijn’ boom morgen aantref. Hopelijk mag ik nog éven van dat lichtpuntje genieten!

Door Daniëlle Groen De naam van de podcast die ik elke doordeweekse dag luister, misschien jij ook wel: Eerst dit . Een korte overdenking en Bijbellezing. Eerst dit . Wat roept die naam bij jou op? De naam confronteert mij vaak met alles wat ik eerst nog wil doen, vóórdat ik de tijd neem om te luisteren. Eerst de hond uitlaten, douchen, tas vast inpakken. Of ik zet mijn bananenpannenkoekjes alvast op het vuur – precies acht minuten – en luister ondertussen. Slim toch? Lekker efficiënt. Of ik zet hem op in de auto: zogenaamd ontspannen, maar vooral … nuttig bezig. Grappig eigenlijk, hoe iets simpels als een podcastnaam me een spiegel voorhoudt. Ik hoor de woorden Eerst dit en denk: ja, maar eerst nog even dát. En dat is precies waar het schuurt. Want daar houden we van, toch? Alles efficiënt doen, onze tijd nuttig besteden. Herken je dit? Misschien denk je: waar heb je het over, een podcast? Lekker belangrijk … Maar wat nou als je die naam Eerst dit vervangt door: Bijbel lezen . Of: Bidden . Welke plek krijgt dat dan in jouw leven? Eerst dat? Of eerst een heleboel andere dingen die we belangrijk(er) maken? Ik betrap mezelf er regelmatig op dat het Bijbellezen soms nét even moet wachten. Bijvoorbeeld op vrijdag, mijn vrije dag, dan neem ik bewust tijd voor Gods Woord. Ik ga zitten, en daar komen de gedachten: Nog één bakje koffie anders? Vijf minuten later: Misschien nog even een muziekje. Nog tien minuten verder: Ik zet nog snel een wasje aan, is die straks mooi klaar. En voor ik het weet, is er een half uur voorbij en ligt de Bijbel nog dicht. Ik kan erom lachen, maar hoe grappig is dit eigenlijk? Mijn ervaring: als we niet worden misleid, worden we wel afgeleid. Soms voel ik me net Martha. Druk met van alles, met de beste bedoelingen. Terwijl Jezus juist zegt dat Maria het beste deel koos: gewoon bij Hem zijn. Eerst dit. En ik zeg niet dat dat makkelijk is hoor. Of je nu druk bent met werk, gezin, studie of andere verplichtingen – er is altijd wel iets wat eerst nog ‘moet’. Maar nodigt Jezus ons niet juist in die drukte uit om eerst stil te worden bij Hem? Niet vooruit te rennen met al onze plannen, maar te leren wandelen in Zijn tempo? Misschien vraagt Hij jou vandaag wel: Durf jij Míj eerst te zetten, ook als er nog honderd dingen op je lijstje staan? Wat zou er gebeuren als we eerst even stil worden bij Hem? Zouden we de drukte van de dag dan niet met heel andere ogen bekijken? Eerst dat .

Door Nico Zwart ‘Mijn papa.’ Het klonk vanaf de achterbank. We hadden gezwommen in een helderblauw stuwmeer en reden terug naar ons Spaanse huisje. Het had paradijselijk aangevoeld, en doodgaan was ineens niet zo’n rare gedachte. Al noemen ze me nooit papa. De Friestalige opvoeding lukt nog niet echt, want de meiden blijven eigenwijs ‘Hollands’ praten. Gelukkig zijn we wel gewoon heit en mem. Het ging dus niet over mij. Ze zaten in een spel met de Barbies. Tijdens de vakantie kregen we via WhatsApp een rouwkaart. De buurvrouw verderop, Trijnie, tachtig jaar. Het lichaam was op. En we stonden stil bij de dood van een vriendin, zes jaar geleden, nog geen dertig. Allemaal gewone mensen, zoals jij en ik. En gewone mensen gaan dood. We zouden de volgende dag naar Sevilla gaan. Als je dan toch dood moet gaan, dan maar daar. We bespraken wat je allemaal moet regelen als je in het buitenland overlijdt. Wat een drukte. Het was niet Hetty’s favoriete gespreksonderwerp. Ze heeft al eens een man naar het graf gebracht. Pippi Langkous gaat niet altijd op: soms heb je iets helaas al wel een keer gedaan, dus ik denk dat ik het niet kan. Ik moet het toch even zeggen: die uitspraak is helemaal niet van Pippi. Ik weet dat je overeind vliegt en in discussie wil, maar ze heeft het nooit gezegd. Check de officiële website van Astrid Lindgren maar eens; ook zij ontkent het te hebben geschreven. We zijn inmiddels alweer een hele tijd terug in Nederland. Ik ben er nog. Gelukkig. Een paar weken geleden was ik aan het werk. Timo belde. Kak, die moet weer iets. Ik nam niet op, in de hoop dat hij iemand anders zou vragen. Dat deed hij. Hij vroeg Hetty. En dus mochten we afgelopen zondag een avond leiden van The Way. Samen met de jongeren dachten we na over rouw door middel van muziek, toneel, de Bijbel, het verhaal van Job. Hetty deelde haar verhaal en daarna ging iedereen uiteen in groepjes. We plaatsten de jongeren in twee rijen, tegenover elkaar. In het midden een denkbeeldige streep. Als het antwoord op een vraag ‘ja’ was, liep je naar de streep. Daar keek je iemand in de ogen die hetzelfde meemaakte. Het ging over eenzaamheid. Ongelukkig zijn. Suïcidale gedachten. Onbegrip. Verdriet. En de reacties raakten me. Ze stonden daar. Jongeren, stil, met hun voeten bij die denkbeeldige streep. Sommigen keken omhoog. Anderen naar de grond. Een paar huilden. Jezus is ons antwoord op alles. En dat is Hij. Maar soms ben je even Job. Zijn kinderen waren dood, zijn lijf ziek, zijn vrienden kwamen hem uitleggen waarom. Hij krabde zich met een potscherf. Meer had hij niet. Geen antwoorden, geen verklaring. Gewoon verdriet. Rauw. Rouw.
