Tussen Holwert en Hallum
Door Nico Zwart
Ik heb een tijd-tic.
Altijd ben ik bezig met tijd. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ik moet overal op tijd zijn. Niet te vroeg, niet te laat. Maar als ik moet kiezen? Dan liever te vroeg.
Op de vaste route die ik rijd naar mijn kantoor in Leeuwarden, heb ik markeerpunten in mijn hoofd. Elk punt vertelt me precies hoelang ik nog onderweg ben. Vijf minuten van mijn huis naar de Centrale As. Zeven minuten later sla ik af richting Leeuwarden.
Als ik via de andere kant rijd, is het van deur tot deur precies dertig minuten. Tien minuten naar de rotonde in Holwert. Tien minuten naar de rotonde in Hallum. Tien minuten tot aan mijn werk. Je mag het gerust nameten; het klopt precies. Mits je je aan de snelheid houdt, trouwens.
Als Hetty belt om te vragen hoe laat ik thuis ben, geef ik nooit een schatting. Geen ongeveer.
Ik weet precies hoe lang het nog duurt: elf minuten. Of zeventien.
Een tijd-tic, zoals je het negatief kunt noemen.
Ik noem het liever anders: ik hecht waarde aan tijd.
Ooit opgelopen bij Talant en ik ben er nog steeds dankbaar voor.
Ik weet nog dat ik een jongetje mocht begeleiden dat nóg meer waarde hechtte aan tijd dan ik. Met hem moest ik altijd duidelijke afspraken maken. En die moest ik nakomen ook. Als we om 15.30 hadden afgesproken, dan klopte ik niet om 15.29 op zijn deur, en ook niet om 15.31. Precies zoals afgesproken: 15.30.
“Kom je op tijd, Nico?” vroeg hij weleens.
“Dat doe ik toch altijd?” zei ik dan.
“Nee hoor,” antwoordde hij direct, en hij wist meteen een voorbeeld te noemen van een keer dat ik te laat was.
Ik verontschuldigde me: “Toen moest ik bijspringen bij een escalatie op een andere groep.”
Maar dat interesseerde hem niets. Voor hem was het simpel: tijd is tijd.
Mede door hem ben ik een mooier mens geworden.
Heel wat jaren geleden kreeg ik op mijn toenmalige huiskring een opdracht: elke dag tien minuten stil zijn.
Gewoon even helemaal niets. Stilte om te luisteren. Misschien wilde God wel iets zeggen.
Hoe vaak ratelen we niet maar door? We brengen alles bij Hem, sluiten af, en gaan weer verder.
Of we verzuchten dat God zo weinig zegt, terwijl we Hem eigenlijk nooit de ruimte geven om te spreken.
Daar was deze opdracht voor bedoeld.
“Ja,” zeg je misschien, “maar dat kun je toch niet regisseren?”
Nou, dat jij eens tien minuten je mond houdt, is prima te regisseren.
Maar of God in die stilte iets zegt, dat bepaal je natuurlijk niet.
Mijn tien minuten stilte plaatste ik destijds tussen Holwert en Hallum.
En hieronder wil ik graag delen wat God in al die jaren tot me gesproken heeft, daar tussen Holwert en Hallum:
Klopt. Ik heb nog nooit wat gehoord.
Maar toch probeer ik het sinds een aantal maanden opnieuw: stille tijd.
Elke ochtend van zes tot zeven. Heerlijk…










